John Armleder, Domenico Battista, Philippe Decrauzat, Sylvie Fleury, Christian Floquet, Poul Gernes, Fabrice Gygi, Stéphane Kropf, Elaine Lustig Cohen, Olivier Mosset, Mai-Thu Perret, Ralph Rumney, Blair Thurman, John Tremblay
John Armleder
In april 2019 nodigt Fondation CAB de iconische en tevens iconoclastische Zwitserse kunstenaar John Armleder (° 1948, Genève) uit voor een unieke samenwerking. Armleder brengt hiervoor pioniers van de Zwitserse kunstscène, die sinds de jaren ’60 de primaire abstractie en de grafische geometrie belichamen, samen met internationale kunstenaars binnen deze traditie werken en zich dit erfgoed op een vrije en eclectische manier toeëigenen.
Eerder dan deze praktijken illustratief aan te wenden als schematische voorbeelden van abstracte schilderkunst, brengt Armleder ze samen in een compositie die de toeschouwer op sleeptouw neemt langs geometrische verwarringen, perceptie-begoochelende constructies, twee-dimensionale en drie-dimensionale vervormingen en meeslepende trompe l’oeuil-installaties waarin de omringede architectuur verdubbeld, gefragmenteerd, dan wel ontkent wordt.
In navolging van de Duitse Bauhaus-experimenten, werd de Zwitserse Geometrische abstractie een belangrijke bijdrage aan de beeldende kunst van de 20ste eeuw, dankzij een sobere en rationele beeldtaal die – gebaseerd op harmonie en evenwicht en technische perfectie – culmineerde in een specifieke ‘Zwitserse’ formele esthetiek. Deze traditie resoneert doorheen de hele tentoonstelling.
Alentour neemt vorm als totale immersieve installatie, in een mozaïek van schilderijen en andere muurwerken waarin de dialoog tussen de kunstenaars minstens even belangrijk is dan hun afzonderlijke bijdragen. In hun originilatieit vieren ze de kunst, de samenwerking en de vriendschap. Zeker het werk van John Armleder, Stéphane Kropf enJohn Tremblaygetuigt hiervan (Kropf en Tremblay werkten reeds eerder samen met Armleder, die als grote voorstander hun werk sinds geruime jaren promoot). Het trio neemt Fondation CAB’s centrale ruimte in voor de tentoonstelling.
Sinds de jaren ’80, verkent Armleder bepaalde beginselen uit de abstractie en het modernisme door methodologieën zoals appropriatie en citatie. Zijn “Furniture Sculptures”, waarin gevonden objecten samengesteld worden met abstracte geometrische of monochrome schilderijen, stellen zich kritisch tegenover van het keurslijf van de notie van ‘stijl’, en nemen pertinent afstand van de academische connotatie die met traditionele abstractie gepaard gaat. John Tremblay (°1966, Massachusetts)werkt met zeerdruk en vervlakt schrootmetaal om circulaire vormen te creëren, als een interessante variatie op de rechtelijnen en harde hoeken die doorgaans eigen zijn aan de Geometrische abstractie. De abstracte schilderkunst van Stéphane Kropf(°1979, Lausanne) bespeelt dan weer de blik door optische vibraties. De kleuren die in zijn werk vervat zitten onthullen slechts hun maximale effect wanneer toeschouwers het van dichtbij bekijken, zichzelf helemaal overgevend aan een meditatieve observatie.
Deze informele samenkomst van vrienden en gelijkgestemde artistieke praktijken wordt verder uitgewerkt in het tweede, meer onderzoeksgerichte luik van de tentoonstelling. Werk van ongeveer tien andere kunstenaars die dezelfde traditie van het Geometrische abstractie representeren, sieren de muren in een arbitraire, en toch unieke compositie.
Christian Flocquet(° 1961, Geneva) bijvoorbeeld, wiens geometrische vormen, binaire kleurenassociaties en diagonale composities in monumentale canvassen vastgelegd liggen. Of Domenico Battista(°1946, Triggiano) die met kunst startte in Venezuela in de jaren ’70, waar hij Op Art op zijn eigen manier interpreteerde door zijn werken te injecteren met met vibraties, ritme en een dynamische energie die de blik verstoort. Philippe Decrauzat (°1975, Lausanne) is dan weer gefascineerd door optische vormen en onderzoekt hun capaciteit en draagwijdte. Hij is ook beïnvloed door Op Art, en hanteert bepaalde technieken om de verhoudingen tussen zijn werken te manipuleren; in relatie tot de plekken waarin ze zich bevinden, maar ook tot de beweging en perceptie van de toeschouwer.
Sylvie Fleury(°1961, Geneva) werkt met consumentengoederen die ze zich als ready-mades toeëigent om na te denken over de obsessieve vicieuze cirkel van het kapitalisme: van verleiding naar tijdelijke bevrediging, tot hernieuwde, onverzadigbare verlangens. Haar provocerende slogan ‘Yes To All” duikt regelmatig op in haar werk, en daarnaast hanteert ze een gladde en aantrekkelijke beeldtaal om haar toeschouwers – die zelf door het consumentisme zijn geconditioneerd – te verleiden.
Echoing this preoccupation, Blair Thurman(b. 1961, New Orleans) issues standardised and simple forms from quotidian life to bridge the notion of optical perception with a reflection on how media is saturating our visual culture. He explores the correlation between representation and abstraction, borrowing from Pop Art and Minimalism and associating them with contemporary elements of entertainment and pop culture. Mai-Thu Perret(b. 1976, Geneva) equally draws on what thrives our contemporary capitalist society, by questioning the position of ritualistic practices within, hinting at the notion of utopia. She incorporates feminist literary references, and looks at Modernism, Arts and Crafts as well as Eastern cultures to construct her visual art practice, which consists of performance, sculpture, installation and applied arts.
In navolging van deze piste, ontleent Blair Thurman (°1961, New Orleans) simpele, gestandaardiseerde vormen aan het dagelijkse leven om een onderzoek naar optische waarneming te koppelen aan de bedenking van hoe de media onze beeldcultuur verzadigt. Hij verkent de correlatie tussen representatie en abstractie, kijkt daarbij naar Pop Art en Minimalisme, en associeert ze met hedendaagse vormen van entertainment en popcultuur. Mai-Thu Perret(°1976, Geneva) gaat in haar werk ook op zoek naar de wortels van onze hedendaagse kapitalistische maatschappij, door er de positie van rituele praktijken in te observeren, in een echo naar het idee van de utopie. Ze werkt met referenties uit de feministische literatuur, en kijkt naar het Modernisme, Arts and Crafts maar ook Oosterse culturen om haar beeldend werk – sculpturaal, performance, installatie en toegepaste kunst – vorm te geven.
In Alentouridentificeert en ontrafelt John Armleder veel van de belangrijkste stromingen die deel uitmaken van het hedendaagse kunstdiscours. Als maker van performances, schilderijen, sculpturen, installaties en werken die deze classificaties radicaal weerleggen, daagt hij voortdurend verwachtingen uit: verwachtingen over wat kunst is en hoe het functioneert in de samenleving. Het oeuvre van de kunstenaar geeft blijk van een oprecht respect voor de vrije inspiratie die tot stand komt door kans en toeval in de kunst, als een echo naar de verassingen van het dagelijks leven.
Practical information
Opening reception: Tuesday April 23, 6 – 9PM
Exhibition dates: 24 April – 22 June 2019
Wednesday – Saturday: 12 – 6PM
Extended opening hours during Art Brussels 24 – 28 April
Wednesday – Saturday: 10AM – 6PM
Naast zijn rol als curator van Alentour, toont John Armleder eveneens twee stukken uit zijn iconische en doorlopende Furniture Sculptures serie. Emblematisch in zijn iconoclastische attitude, combineert hij daarin ensembles van abstracte schilderijen met designmeubilair (bijvoorbeeld van Ubald Klug & Ueli Berger of Barber Osgerby). De serie raakt aan verschillende vraagstellingen, zoals bijvoorbeeld de notie van ‘goede smaak’, en de trivialisering van kunst voor consumptie. Ze werpen daarnaast ook een zelf-reflexieve blik op de kunstgeschiedenis door bepaalde elementen toe te eigenen. De totaliteit van Armleder’s erg diverse praktijk is diep geworteld in de Fluxus* beweging, waarbij de uitendelijke interpretatie onderworpen is aan het oog en de verbeelding van de toeschouwer.
Tijdens zijn residentie bij Fondation CAB, produceerde John Tremblay verschillende werken die deel uit te maken van Alentour. Zijn kenmerkende “squircle”-vormen (naar analogie met een vierkant en een cirkel) verschijnen als een frisse variant op de harde hoeken, strakke vlakken en rechthoekige vormen die doorgaans de Geometrische Abstractie bepalen. Hij werkt met zeefdruk, afgevlakt schrootmateriaal en hout, en beschouwt zijn werkproces daarbij als dat van een tekenaar: zo tekent hij met een cirkelzaag in houtpanelen, om ze vervolgens af te werken met eenvoudige verf. Zijn werken vibreren een bepaalde energie die sterk doet denken aan microscopische celvorming, en daarmee het soms scherpe en statische rationalisme van abstractie doordrenkt met een levendig ritme en wervelende bewegingen.
De doeken van Stéphane Kropf richten zich primair op zicht en waarneming. Ze gidsen onze ogen langs elliptische en rechthoekige patronen, dompelen ze onder in diffuse kleuren en gradiënten, om ze vervolgens te laten ze rusten in subtiele lege ruimtes en open vlakken. Kropf werkt meestal met cyanotypie op katoen of interferentielak – die zowel individuele kleuren als hun complementaire echo’s weerspiegelen, afhankelijk van het focuspunt van waaruit het werk wordt ervaren. Deze optische trillingen en wazige composities vermoeilijken het vastpinnen van een vluchtpunt of hiërarchie binnen de compositie, waardoor fotografie en documentatie extreem uitdagend zijn. De werken zijn eerder op geënt op een fysieke ervaring.
Mai-Thu Perret werkt multidisciplinair, en doorspekt haar werk met referenties naar feministische literatuur, Oosterse culturen, het Modernisme en de Arts & Crafts. Veel van haar artistieke output vertrekt vanuit de fictieve wereld The Crystal Frontier, dat het verhaal vertelt van een groep vrouwen die afgezonderd van de maatschappij in de woestijn in Zuid-West New Mexico volgens hun eigen wetten leven, om te ontsnappen aan de onderdrukkende kapitalistische en patriarchale hegemonie. Haar werken bestaan als suggestieve relikwieën, geproduceerd door haar protagonisten, zoals bijvoorbeeld de wandreliëfs in keramiek. Ze zweven als artefacten ergens tussen geometrische vormen en figuratieve vormen in, om zowel te alluderen aan het alledaagse als aan de spirituele realiteit van haar universum. Dit voortdurend groeiend narratief kader onderzoekt hoe individuen en objecten gevormd worden door de culturele en sociale systemen waarin zij opereren. De notie van het utopische, en het belang van revolutie en het ritueel in de maatschappij staat daarbij centraal.
De artistieke praktijk van Olivier Mosset is inherent complex, ondanks het feit dat het ogenschijnlijk slechts bestaat uit een kenmerkend en terugkerend motief. In zijn bevraging van de formele structuur en de fysieke oorsprong van schilderkunst, is hij direct en duidelijk. Zijn werk onderdrukt figuratie of subjectiviteit, en vermijdt narratieve referenties en metaforen. Mosset maakte deel uit van het minimalistische BMPT-collectief, samen met Daniel Buren, Michel Parmentier en Niele Toroni. Samen ontwikkelden ze een praktisch systeem voor de schilderkunst, door gebruik te maken van neutrale en repetitieve modellen die haast als archetypes verschijnen – alsof ze los staan van enig historisch of geografisch kader. Voor Mosset manifesteerde dit zich in honderden vrijwel identieke olieverfschilderijen die centraal een cirkel afbeelden. Louter opgemaakt uit vorm en kleur, sluit het werk aan bij het gedachtegoed van de conceptuele abstractie, door te focussen op een vrije fysieke ervaring van oppervlakte, schaal en patroon.
Christian Floquet werkt in een radicale abstracte beeldtaal, waaraan hij fenomenologische kwaliteiten aan toeschrijft. In de nasleep van verschillende bewegingen die de kunstgeschiedenis tot stand heeft gebracht – zoals Op Art, Art Concret en Minimalisme – begon Floquet zijn praktijk in Zwitserland in de jaren tachtig, vanuit een oprechte motivatie om nieuwe vormen te creëren en deze soms vastgeroeste tradities opnieuw te bevragen vanuit een hedendaags standpunt. Hij zoekt in zijn werk constant naar eenvoud, en vanuit een interesse in de relatie tussen geometrische figuren en hun actergrond, creëert hij spanning door deze vlakken te vouwen en te vervormen, met optische effecten tot gevolg. Door middel van gedurfde motieven en binaire kleuren op monumentala schaal, tracht hij zijn touwschouwers volledig te hypnotiseren, en spoort hij hen aan om zich te concentreren op de ervaring van het kijken in het hier en in het nu. Hij stimuleert daarbij een oprechtheid met de realiteit zoals die zich in het moment aan de kijker aandient.
Het experimenteren met met abracte vormen en kleuren was een tendens die wereldwijd plaatsvond, en intrinsiek verbonden was met de ontwikkeling van grafisch ontwerp. Het werk van de Amerikaanse Elaine Lustig Cohen is hiervan een goed voorbeeld. Ze werkte in New York als grafisch ontwerper, maar werkte tegelijkertijd aan een artistiek oeuvre. Ze zag deze activiteiten als complementair en kruisbestuivend: ‘Mijn leven als kunstenaar is gevormd door twee passies: voor grafisch ontwerp in de publieke ruimte aan de ene kant, en door het verkennen van een persoonlijke kijk op schilderkunst aan de andere kant.
Philippe Decrauzat is radicaal in zijn ambitie om de technieken van abstractie ook toe te passen buiten de grenzen van het beeld, en daarmee een ruimtelijke aanwezigheid in zijn schilderijen en video’s te suggereren. Concreet vertaalt zich dit in werken die de aandacht leiden van de fysieke ruimte van de toeschouwer, naar het verbeelde werk en weer terug. Zijn vele schijnbaar eindeloze lijnen lopen synchroon, overlappen elkaar of verstrengelen waardoor ze voortdurend in beweging lijken – een effect dat versterkt wordt door de vervagende kleuren en gradiënten waarin ze verschijnen. Decrauzat combineert het de tradities van conceptuele kunst met het formalisme van Op Art om de relatie tussen zijn kunstwerken, de ruimtes waarin ze zich bevinden en de beweging en perceptie van de toeschouwer te manipuleren.
Zijn film Solides toont aan het begin een architecturaal ornament: een polyhedron met 24 vlakken die het graf van André Breton siert, en dat meermaals werd gereproduceerd. Decreuzat filmde zo een replica van de Stella Octangula met een 16 mm zwart-witte camera, waarbij 24 beelden per seconde worden vastgelegd. De gelijkgenummerde randen en vlakken van dit volume structureren en deconstrueren het beeld, en bepalen daarbij het ritme van de video. Het werk hint naar theorieën en anekdotes over wiskundige objecten, gaande van Plato’s regelmatige veelvlakken tot Durer’s Melencolia en Giacometti’s Cube.
Het werk van Sylvie Fleury bevraagt onze neo-liberale samenleving, onder meer door zich bestaande consumptiegoederen toe te eigenen en zo mechanismen te onderzoeken die de kapitalistische vicieuze cirkel van verleiding, bevrediging en verlangens in stand houden. De provocerende slogan “Yes To All” duikt meermaals op in haar werk, dat verder een strakke en aantrekkelijke beeldtaal gebruikt om toeschouwers te verleiden. Fleury’s iconische reeks make-up dozen en andere luxe-objecten zijn een duidelijke imitatie van bestaande producten van grote mode- en beautymerken.
Blair Thurman koppelt het visuele onderzoek naar abstractie in Alentour met een sociaal geëngageerde reflectie over hoe onze cultuur verzadigd is door media en representatie. Hij start bij het canon van de kunstgeschiedenis, om de correlatie tussen representatie en abstractie, Pop Art en Minimalisme te onderzoeken – en combineert deze bevindingen met hedendaagse elementen ontleend aan entertainment en pop-cultuur. Turman’s eigen iconografie werd hoofdzakelijk gevormd door zijn jeugd in de Verenigde Staten waar auto’s, Amerikaanse racecultuur, gokautomaten en advertenties de voornaamste visuele impulsen waren. Hij vertaalt deze indrukken naar gestandaardiseerde en vaag herkenbare vormen en gebruikt woordspelletjes in zijn titels. Op deze manier brengt hij abstracte geometrie enigszins terug naar de realiteit. Onze culturele omgeving wordt aan het imaginaire gekoppeld, waarmee Thurman suggereert hoe de blik een bepaald onderbewust geheugen heeft.
Poul Gernes was een schilder, beeldhouwer en performance-kunstenaar. Bekend om zijn typerende gebruik van kleuren en geometrische vormen, ijverde hij voor een heropwaardering van de toegepaste kunsten, en wendde daarbij zijn gedurfde grafische stijl aan om alledaagse voorwerpen en architectuur te vervormen. Zijn praktijk werd ideologisch gedreven door generositeit, waarbij kunst open en toegankelijk voor iedereen moest kunnen zijn. Gernes experimenteerde uitvoerig met technieken om zijn kijkers te misleiden, en hen de omgeving als nieuw te laten zien. Veel van zijn momumentale ingrepen vonden daarom ook plaats in de publieke ruimte. Hij bekleedde interieurs maar ook facades van openbare gebouwen met explosieve kleurvlakken, die het dagelijkse leven even onderbraken met de verrassing van een onverwachte esthetische ervaring.
Het werk van de Britse kunstenaar Ralph Rumney versterkt in Alentour het maatschappelijk kritische luik van de Internationale Situationisten. Deze avant-garde groep kunstenaars, activisten en intellectuelen werkte samen met Guy Debord verder op de de theorieën van Marx, en beshouwden het toenemende kapitalisme als een trigger voor sociaal onevenwicht. De beginselen voor het maken van kunst waren voor SI: politiek zijn en de directe omgeving betrekken (bijvoorbeeld door het gebruik van grafitti of live performance). Rumney verkoos bij het maken van zijn schilderijen het proces, eerder dan het afgewerkte product. Een boedhistisch-geinspireerde ‘zen’-attitude en de ideëen van Carl Jung over het collectieve onbewuste, stonden centraal in zijn werk. Hij beweerde daarbij niet met het ego bezig te zijn, maar zich eerder te willen richten op het aanwakkeren van een dialoog tussen het bewuste en het onbewuste, tussen het materiële en het spirituele.
Domenico Battista starte zijn carrière als kunstenaar in Venezuela, geïnspireerd door de Op Art traditie uit de jaren zeventig 1970 en hoe deze stroming de perceptie van ruimte wist te vervormen. Zijn canvassen zijn ritmisch en dynamisch, en barsten van kleur – hevig beïnvloed door de heldere en gedurfde kleuren die zo typerend zijn voor het Zuid-Amerikaanse modernisme. Battista’s repetitieve patronen in chromatische contrasten hebben een visueel transformerend effect, die de werkelijkheid bedekt met een momentane optische filter.
Fabrice Gygi produceert werk dat nadenkt over autoriteiten onze navigaite sturen en controleren middels ruimtelijke elementen die in de openbare ruimte worden geinstalleerd. Hij creërt doorgaans structuren met tentzeilen, staal en hout, die sterk doen denken aan hekken, tribunes en andere soorten straatmeubilair. Danzij hun repetitieve en abstracte vormen lijken deze het straatbeeld te decoreren, hoewel ze in hun rigiditeit een zekere agressie en bedreiging insinueren. Op doek schildert Gygi in één beweging verschillende lagen over elkaar, waarbij de stroken aquarel louter horizontaal en verticaal de compositie opmaken – een herneming van de formele sculptuur uit zijn fysieke werken. In een palet van zes kleuren, getuigen ze van een extreme precisie in uitvoering, en verbeelden ze hoe de kunstenaar een evenwicht tracht te vinden tussen concentratie en spanning.